dinsdag 25 december 2012

Jantje Beton: project in Gaza

Volkskrant 24 December 2012
Jantje Beton zet de sponsorovereenkomst met beveiligingsbedrijf G4S Cash Solutions Nederland stop. Dit omdat het hoofdkantoor van het bedrijf G4S in de media werd beschuldigd van betrokkenheid bij de beveiliging van Israëlische gevangenissen waar Palestijnse politieke gevangenen onterecht vast zouden zitten. Dat meldde Jantje Beton.

Samen buitenspelen is leuk en goed voor kinderen. Daarom start en steunt Jantje Beton projecten die ervoor zorgen dat kinderen in hun eigen buurt vrij buiten kunnen spelen.

zaterdag 22 december 2012

Henryk Broder: “We beleven de laatste dagen van Europa”

In de papieren Volkskrant van heden 22 December 2012 weer een zeer interessant artikel van Henryk Broder waarin hij in een kersttoespraak zijn visie op de toekomst van de EU geeft.
Helaas heeft de Volkskrant gemeend het artikel niet integraal op internet te moeten zetten.
De geïnteresseerde lezer moet zich eerst namelijk registreren, om dit artikel te kunnen lezen.

De Volkskrant loopt achter de feiten aan, want dit artikel dat eerst in de Deutsche Wirtschafts Nachrichten is geplaatst, is reeds door anderen op internet geplaatst, en wel in het Nederlands.
Op de website van E. J. Bron, is het artikel in het Nederlands te lezen.

Henryk Broder: „Wir erleben die letzten Tage Europas  
(Duits)

Für den Schriftsteller Henryk Broder ist die EU der massivste Versuch einer Ent-Demokratisierung der Gesellschaft seit dem Ende der Sowjetunion. Er gibt ihr deswegen keine Überlebenschance – auch wenn die Gäste auf der Titanic nichts von dem Eisberg hören wollen, auf den der alte Kontinent zusteuert. Die Deutschen Wirtschafts Nachrichten dokumentieren eine zornige Rede Broders.

Henryk Broder: “We beleven de laatste dagen van Europa” (Nederlands)
Voor de schrijver Henryk M. Broder is de EU de grootste poging tot een ont-democratisering van de samenleving sinds het einde van de Sovjet-Unie. Hij geeft haar daarom geen overlevingskans – ook al willen de gasten op de Titanic niets horen over de ijsberg waar het oude continent op aanstuurt.





vrijdag 21 december 2012

De Motie die Timmermans niet gaat uitvoeren

Op 17 Maart 2011 diende Kamerlid  van der Staaij (SGP) een Motie in waarin hij de regering verzocht de financiële steun aan de Palestijnse Autoriteiten(PA) te stoppen, zolang de PA  doorgaat met het aanmoedigen van terroristische tegen de burgers van Israel, onder meer in het onderwijs en door het vernoemen van openbare voorzieningen naar terroristen.
Deze Motie werd toen aangenomen.

Op 19 December 2012 informeerde de heer van der Staaij (SGP) bij de nieuwe minister van Buitenlandse zaken Frans Timmermans (PvdA) naar de uitvoering van zijn Motie van 17 Maart 2011.
In eerste instantie antwoordde de  Minister schriftelijk, dat deze motie destijds niet was aangenomen.

Schriftelijk antwoord minister Timmermans 19 December 2012

Vraag
Hoe gaat de regering om met de Motie van der Staaij die ertoe strekt dat aan PA geen subsidie meer wordt verleend als er geen concrete maatregelen tegen terrorisme zijn genomen?

Antwoord Minister
Voor de goede orde wijs ik erop dat de genoemde motie van der Staaij door de Kamer is verworpen.

Tijdens de mondelinge vragen, wees de heer van der Staaij de minister erop, dat deze Motie van 17 Maart 2011 wel degelijk door de Kamer was aangenomen, en vroeg of de Minister bereid was van de uitvoering hiervan werk te maken.

Het antwoord van Minister Timmermans, was veelbetekenend, "Laat ik er nog eens goed naar kijken. Als de motie is aangenomen, zou ik die eigenlijk moeten uitvoeren.
Op de manier waarop ik de motie ga uitvoeren kom ik nog een keer bij u terug
."

Dat minister Timmermans de motie niet zal uitvoeren, is duidelijk, want deze Minister staat al jaren bekend om zijn openlijke anti Israël houding, verpakt in maskerend taalgebruik.

donderdag 20 december 2012

Palestijnse werknemers bij Israëlische Kolonisten

20-12-2012
Onderstaand artikel stond vandaag in de papieren Volkskrant.
Ad Bloemendaal

In Europa wordt opgeroepen producten uit Joodse nederzettingen in Palestijns gebied te boycotten.
De Palestijnse werknemers hopen dat het niet lukt. `Er is geen ander werk.'


BARKAN 'Een geschenk van Allah', zegt Um-Khalim (48) over haar baan in de Israëlische nederzetting Barkan, op de Westelijke Jordaanoever. De gescheiden Palestijnse moeder van twee dochters werkt er al twaalf jaar in het confectie-atelier van Mega Print, fabrikant van wegwerpkleding. Dat haar werkplek omstreden is, kan haar niet schelen.
'Ik werk hier met plezier,' zegt ze vanachter haar naaimachine. 'Met wat ik verdien kunnen mijn dochters aan de universiteit studeren. Heel wat mensen in mijn dorp benijden me.'


In Europa wordt opgeroepen tot een economische boycot van de nederzettingen in Palestijns gebied, maar die - oproepen ontmoeten in Barkan weinig begrip, ook niet bij Palestijnen.
'Wat willen ze van me? Er is simpelweg niet genoeg werk in de Palestijnse Gebieden', zegt Alam, een 50-jarige collega van Um-Khalim. Tot vorig jaar had hij een eigen confectie-atelier in Nablus, maar dat ging failliet. Alam: 'Via familie kreeg ik drie maanden geleden een baan bij Mega Print. Een gelukje. Ik heb vijf kinderen en ik kan niet van de wind leven. Zelfs als ik in Nablus werk zou vinden, zou ik er bijna niets verdienen.'
De boycotoproepen komen nog niet van Europese regeringen. Ook na de recente aankondiging van Israël dat het duizenden nieuwe huizen in bezet gebied gaat bouwen, volstond de EU opnieuw met het uiten van schriftelijke verontwaardiging. Binnen de EU is er zelfs geen meerderheid te vinden voor het duidelijk etiketteren van producten die uit de nederzettingen worden ingevoerd. De consument weet doorgaans niet beter of hij koopt `Made in Israel'.

Twee jaar geleden kondigde het Palestijnse Bestuur harde actie aan. Producten van de kolonistenindustrie zouden van de schappen verdwijnen en het  werd Palestijnen bij de wet verboden in nederzettingen te werken. Onder Israëlische werkgevers heerste heel even paniek. Moesten ze echt gastarbeiders  gaan werven in Thailand en India? Maar bij gebrek aan een Palestijns economisch alternatief verpieterde de actie al snel. Het leger van 30 duizend Palestijnse werkers in de nederzettingen is sindsdien alleen maar gegroeid.

Voordelige vestiging
Met 150 werknemers -van wie 90 Palestijnen - is Shamir Salades een van de grotere bedrijven in Barkan. In 1988 verhuisde het van Petah Tikva, bij Tel Aviv, naar de huidige locatie. 'Wegens ruimtegebrek', zegt directeurAmiram Guy. Maar er waren ook andere redenen: 'Het was voordelig. De regering stimuleerde industriële vestigingen bij nederzettingen en we hoefden Palestijnen niet het in Israël geldende minimumloon te betalen.'
Dat laatste veranderde in 2006, op last van het Hooggerechtshof. Palestijnse arbeiders verdienen nu minstens 23 shekel (5 euro) per uur en ze hebben recht op een vakantie-uitkering en een reiskostenvergoeding. Het komt neer op 900 euro per maand, vijf maal meer dan het inkomen van een productiemedewerker in de Palestijnse Gebieden.

'Hierin Barkan vormen Israëliërs en Palestijnen een model van vreedzaam samenleven,' zegt directeur Guy. 'Ik kan me niet herinneren dat er ooit spanningen zijn geweest. Zelfs niet in de tijd van de intifada's.' We lopen door afdelingen waar Palestijnse werknemers groenten schoonmaken, kikkererwten koken en met hummus gevulde kuipjes in dozen verpakken. 10 procent van de productie gaat naar de Verenigde Staten en Europa. Ook in Nederland is de hummus van Shamirin supermarkten te vinden.
'De Amerikanen maken geen problemen, maar in Europa betalen we 17 procent invoerrechten over al onze producten,' vertelt Guy. De EU redeneert dat Europese handelsovereenkomsten met Israël geen betrekking hebben op de Westelijke Jordaanoever. Ondernemers in de nederzettingen lijden daar financieel niet onder, want de Israëlische overheid compenseert hen volledig voor wat ze omschrijft als 'discriminatie'. Guy's enige klacht is dat de daarmee gemoeide bureaucratie hem hoofdpijn bezorgt.

De meeste bedrijven in de nederzettingen produceren alleen voor de Israëlische markt. De export naar Amerika en Europa bedraagt volgens een opgave van het ministerie van Buitenlandse Zaken niet meer dan 230 miljoen euro. Een schijntje van de internationale handel, maar toch vijftien maal de totale uitvoer van de Palestijnse Gebieden.
De boycotbeweging heeft een paar bescheiden successen geboekt met acties tegen bedrijven die eigendom zijn van multinationals. Zo heeft Heineken de Barak-wijnmakerij van de Westoever teruggetrokken en Unilever de snackfabrikant Begel Begel. Ook slotenmaker Mul-T-lock is door zijn nieuwe Zweedse eigenaar gerepatrieerd.

Israëlische werkgevers wekken graag de indruk dat de industrieterreinen op de Westoever zijn aangelegd om de Palestijnen een behoorlijke boterham te laten verdienen. In werkelijkheid zijn ze, net als de gewone nederzettingen, onderdeel van Israëls streven het in 1967 bezette gebied blijvend te beheersen.
Midden op de Westoever, vlak bij Barkan, ligt Ariel. Die grote stedelijke nederzetting vormt het belangrijkste steunpunt in de strategische route van Tel Aviv naar de Jordaanvallei. 'In 1981 werd ik gebeld door Ariel Sharon, met de vraag of ik bij Ariel een industrieterrein wilde stichten,' vertelt burgemeester Ron Nachman. `Dat heb ik gedaan in Barkan. We hebben hier nu in totaal tweehonderd bedrijven, die werk bieden aan zesduizend mensen. En er staan nog twintig bedrijven op de wachtlijst voor een uitbreiding.'

'Obstakels voor vrede'
Vorige maand publiceerde een reeks Europese NGO's -waaronder drie Nederlandse - een pleidooi voor maatregelen. De EUveroordeelt al jaren de nederzettingen als obstakels voor vrede, schrijven ze, maar ondertussen stimuleren de lidstaten hun groei door er handel mee te drijven. Oud-minister van Buitenlandse Zaken Hans van den Broek pleit het in het voorwoord voor een invoerboycot of etikettering, die consumenten duidelijk maakt waar de producten vandaan komen.
Burgemeester Nachman moet niets hebben van 'die oerdomme boycotacties' in Europa: 'Begrijpen ze daar echt niet dat de Palestijnse arbeiders als eersten op straat zouden staan?'
De omstreden wet heeft zijn steun, want de boycot-eisers zijn 'beroeps-vredesactivisten, die Europa ophitsen omdat ze hier in Israël geen poot aan de grond krijgen'.'We hebbende Europeanen helemaal niet nodig,' zegt hij. 'Als ze het ons moeilijk maken, zoeken we wel andere afzetmarkten.'

Bijzondere websites
NGO MONITOR
 
HONEST REPORTING

zondag 9 december 2012

HRW: Uitspraken Iran geen aansporing tot genocide op Israel

Kenneth Roth algemeen directeur van Human Right Watch is van mening, dat de uitspraken van de regering in Iran, waarin ze oproept om de staat Israel te vernietigen, vergelijkbaar is met de uitspraken van Shas leider Rabbi Ovadia Yosef.
Roth vergelijkt de moslim leiderschap van Iran met een kleine radicale religieuze partij in Israel, die vergelijkbare uitspraken doet richting de Palestijnen en Arabieren.
Dit kun je vergelijken met uitspraken van de PVV over de Palestijnen,te reflecteren op het beleid van de Nederlandse regering.

De Jerusalem Post publiceerde 8 december een artikel dat op 4 december in de The Wall Street Journal hierover was geplaatst.


In 2010 werd Human Right Watch door biljonair George Soros een bedrag van 100 miljoen dollar over een periode van 10 jaar toegezegd. George Soros staat al jaren bekend als anti Israel, en hij financiert dan ook meerdere anti Israel organisaties.
Ook Kenneth Roth staat bekend als anti Israel, en bewijst met zijn laatste ontkenning van
de genocidale aspiraties van het Iraanse bewind, dat niet verder hoeft te worden aangetoond, dat hij Human Right Watch in een proxy van Iran heeft verandert.
Al eerder is door o.a.  The Atlantic melding gemaakt van fondsenwerving in Saudi Arabie  door HRW, waarin als voorwaarde hiervoor door de Saudisch werd verlangd, dat dit geld voornamelijk als actiemiddel tegen israel zou worden ingezet.




donderdag 6 december 2012

Micha de Winter vergelijkt appels met peren

De twitter van Geert Wilders naar aanleiding van het doodschoppen van een grensrechter, waarin hij schreef: "Politiek en media blind voor racistisch geweld Marokkanen. We hebben geen voetbalprobleem maar een Marokkanenprobleem," was voor Pauw & Witteman aanleiding om weer twee deskundigen uit te nodigen, met als doel om de woorden van Wilders te bagatelliseren, en te ontkrachten.

Journalist Abdeljalil Kaddour en hoogleraar pedagogiek  Micha de Winter moesten het karwei klaren. Kaddour viel op door zijn onsamenhangende visie op dit onderwerp, en weinig mensen zullen zijn menig hierover hebben begrepen. Hij wist bijvoorbeeld niet eens, dat uit statistieken is gebleken dat de Marokkaanse jeugd oververtegenwoordigd  is in crimineel gedrag.

Micha de Winter daarentegen meende dat de strand rellen in Hoek van Holland en de de project X rellen in Haren bewezen dat geweld geen specifieke Marokkaanse aangelegenheid is. Sterker nog, zo betoogde de Winter de rellen in Hoek van Holland waren eigenlijk veroorzaakt door PVV aanhangers. Waar die wetenschap op gebaseerd is, laat zich raden !
Niemand echter heeft beweert dat Marokkaanse jeugd verantwoordelijk zijn voor alle vormen van overlast en andere vormen van crimineel gedrag.

Feit is dat de Marokkaanse jeugd al jaren in wijken van de grote steden, zich bezondigen aan structureel intimiderend en gewelddadig gedrag naar vooral niet Marokkaanse of islamitische burgers toe. Of dit een bewuste strategie is, kan niet eenvoudig worden beantwoord, maar het doelbewust aanvallen van burgers die duidelijk als Joden zijn te omschrijven, (Keppeltje of orthodox gekleed) door Marokkanen behoeft niet meer te worden bewezen.

Micha de Winter is de zoveelste pseudowetenschapper,  die door Pauw en Witteman word opgevoerd, om de groeiende mening dat de multiculturele samenleving met de Islam als belangrijke deelnemer niet mogelijk is, te omschrijven als uitingen van populisten en fascisten.




dinsdag 4 december 2012

Betwiste of bezette gebieden

Nu Israel weer aankondigt door te gaan met de bouw van huizen rondom Jeruzalem, breekt de discussie weer los, over de definitie van de Westoever (Judea en Samaria)
Harrie Verbon schreef in 2008 een artikel over de juridische status van de zogenaamde Palestijnse gebieden in de Internationale Spectator
Het complete artikel met verwijzingen is hier ook te lezen.

Degenen die de Palestijnse zaak een goed hart toedragen beroepen zich vaak op het
“internationaal recht” om hun veroordeling van Israël te onderbouwen. Het gaat
hierbij om resoluties van de Verenigde Naties (VN) waarin Israël wordt veroordeeld
dan wel wordt bevolen bepaalde handelingen te verrichten. Dergelijke resoluties zijn
er in overvloed. Meer dan een kwart van de VN resoluties die de
mensenrechtensituatie in een land veroordelen hadden betrekking op Israël. Zes van
de tien speciale bijeenkomsten van de Algemene Vergadering gingen over het
Midden-Oosten conflict en eindigden vaak in een veroordeling van Israël. Voor de
(internationale) burger die deze veroordelingen probeert te bezien in het perspectief
van de mensenrechten elders in de wereld is de grote aandacht voor vermeend onrecht
als gevolg van het optreden van Israël verbazingwekkend. Zoals Bayefski ook
betoogt, kunnen de uitspraken van de VN over Israël moeilijk als proportioneel
worden beschouwd als men beziet in welke gevallen de aantasting van mensenrechten
tot op heden niet werden veroordeeld.

Het is voor een objectieve beschouwer moeilijk zich aan de indruk te
onttrekken dat in de kwestie Israël het internationaal recht misbruikt wordt om eng
politieke doeleinden te realiseren. Dat dit mogelijk is, komt kennelijk doordat de
scheiding van machten op internationaal niveau niet goed gerealiseerd is. Voor een
deugdelijk nationaal rechtssysteem wordt algemeen de scheiding van de machten als
een noodzakelijke voorwaarde gezien. In Nederland werd er bijvoorbeeld over
geklaagd dat het Tweede-Kamerlid mevrouw Verdonk demonstratief aanwezig was
bij het proces tegen de mevrouw die verdacht werd van doodslag op een Marokkaanse
tasjesdief. Men wil niet dat de politiek zich bemoeit met de toepassing van het recht.
Bij het internationaal recht wordt er echter wel ”recht” gesproken door
belanghebbende staten, namelijk in de algemene vergadering of de veiligheidsraad
van de Verenigde Naties. De resoluties die in deze organen worden aangenomen
hebben het karakter van een rechtelijke uitspraak (al zijn de resoluties van de
algemene vergadering niet dwingend), maar worden uiteraard mede beïnvloed door de
politieke belangen van de lidstaten. In het geval van Israël was er in de jaren ‘70 en
‘80 sprake van een hecht blok van Arabische landen en landen in de invloedssfeer van
de Sovjet Unie die er vaak in slaagden Israël in de verdachtenbank te krijgen. Dit
wijst op een ander probleem, namelijk dat staten die onderdeel zijn van het
internationaal rechtssysteem in eigen huis vaak geen deugdelijk rechtssysteem
bezitten, maar toch invloed uitoefenen op de uitspraken in het kader van het
internationaal recht.

Het meest dichtbij het ideaal van een scheiding der machten komt het
Internationale Hof van Justitie waar, naar ik aanneem, zonder ruggespraak recht wordt
gesproken. Helaas blijkt ook hier dat politieke pressie de uitspraken van het Hof
kunnen beïnvloeden. Dat heeft zich met name voorgedaan bij de beoordeling door het
hof van het Israëlische veiligheidshek op de Westoever uit 2004.
In dit artikel wil ik twee gevallen bespreken waar eng politieke bedoelingen
van de VN in zijn uitspraken klaarblijkelijk de overhand hebben gehad. Ten eerste
gaat het hierbij om de non-legitimiteit van de nederzettingen, zoals uiteengezet in
resolutie 446 uit 1979 van de veiligheidsraad en ten tweede gaat het om het advies
van het Internationale Hof van Justitie over het Israëlische veiligheidshek. In de
conclusie behandel ik dan de vraag in hoeverre deze en andere, hier verder niet
uitgewerkte, uitspraken in het kader van het internationale recht bijgedragen hebben
tot de oplossing van het Israël/Palestina conflict. Ik zal daar betogen dat de werking
voornamelijk contraproductief heeft uitgepakt omdat beide partijen zich mede door
deze uitspraken extreem hebben opgesteld. Het zou een bijdrage aan de vrede zijn als
de organen van de VN zich een tijd niet met het conflict zouden bemoeien en het aan
de grootmachten zouden overlaten om te proberen vrede tussen alle partijen tot stand
te brengen.

De nederzettingen
Volgens resolutie 446 zijn de nederzettingen die Israël op bezet gebied heeft gebouwd
in strijd met de Vierde Conventie van Genève die een bezettende mogendheid
verbiedt om delen van zijn eigen burgerbevolking over te brengen naar bezet gebied.
Deze conventie is na de tweede wereldoorlog opgesteld om de gedwongen
volksverhuizingen te voorkomen die de Nazi’s in Oost Europa organiseerden. In het
geval van de Israëlische nederzettingen op de Westoever is er natuurlijk geen sprake
van gedwongen deportatie. De nederzettingen zijn oorspronkelijk niet het gevolg van
doelbewust Israëlisch regeringsbeleid. Integendeel, door pressie van orthodoxe Joden
heeft de Israëlische regering na de zesdaagse oorlog van 1967 moeten gedogen dat
Israëliërs zich in bezette gebieden gingen vestigen. Deze “kolonisten” vestigden zich
in onbewoonde gebieden en deden dat vrijwillig. Ook al verschaften latere Israëlische
regeringen soms subsidies aan kolonisten, dan is dit nog niet te vergelijken met Nazi
deportaties.

Dit is dan nog afgezien van de vraag in hoeverre de Westelijke Jordaanoever
als bezet gebied kan worden beschouwd. De Westoever behoorde aan geen enkele
soevereine staat legaal toe op het moment dat Israël de macht kreeg over dit gebied
tijdens de zesdaagse oorlog van 1967. Jordanië had weliswaar na de
onafhankelijkheidsoorlog van Israël in 1948 de Westoever geannexeerd, maar dat was
een illegale handeling volgens internationaal recht. Israël kan dat gebied dus ook niet
“teruggeven” aan de vorige rechtmatige eigenaar, want de vorige rechtmatige
eigenaar was in feite het Verenigd Koninkrijk dat zich in 1948 echter uit het gebied
had teruggetrokken nadat de VN in 1947 het verdelingsplan voor Palestina hadden
aangenomen. Weliswaar hadden de VN in dat plan het zelfbeschikkingsrecht van de
lokale Arabische bevolking erkend, maar die bevolking heeft dat geschenk nooit
geaccepteerd. De Arabieren hebben altijd geweigerd om een twee-staten oplossing te
accepteren. Zowel het voorstel van de zogeheten Peel commissie, in 1937 ingegsteld
vanwege de Britse regering, om het Palestijns gebied voor 2/3 deel in een Arabisch
gebied en voor 1/3 deel in een Joods gebied op te splitsen, als het VN verdelingsplan
van 1947, als de zogeheten groene lijn van de wapenstilstand van 1949 zijn niet door
de Arabieren geaccepteerd. Als gevolg daarvan liggen de grenzen tussen Israël en een
onafhankelijke Arabisch Palestijnse staat niet vast.

De Verenigde Naties heeft na de zesdaagse oorlog uitgesproken dat er sprake
was van bezetting door Israël. Het internationaal recht laat alleen het gewelddadig
bezetten van een land toe als dat gemotiveerd wordt door zelfverdediging. Dan is een
tijdelijke bezetting gerechtvaardigd totdat er door de andere, aanvallende partij
voldoende garanties voor veilige grenzen worden gegeven. Vanuit die optiek is de
bezetting door Israël rechtmatig als we er van uitgaan dat de zesdaagse oorlog in 1967
voor Israël een verdedigingsoorlog was. Dit werd impliciet door de VN ook
uitgesproken in resolutie 242 waarin tegenover ontruiming van bezette gebieden door
Israël vredesakkoorden werden verlangd tussen Israël en de Arabieren. Deze resolutie
sprak echter niet van “de” bezette gebieden en gaf daarmee impliciet aan dat de
partijen via onderhandelingen (veilige) grenzen moesten vaststellen. Er is na 41 jaar
nog steeds geen vredesakkoord met de Palestijnse Arabieren. De partijen waren er
dichtbij in de Camp David/Taba onderhandelingen van 2000/2001 toen president
Clinton, mede uit naam van Israël, aan Arafat 95 tot 99 procent van de Westoever en
beheer over de Arabische gebieden in Jeruzalem aanbood. Zoals bekend vond Arafat
dat niet genoeg en werden de onderhandelingen afgebroken. Als die
onderhandelingen ooit weer op gang zullen komen, moet afgewacht worden in welk
land de nederzettingen als gevolg van dat vredesproces terechtkomen. Overigens was
in de Oslo akkoorden van de jaren ’90 tussen de Fatah van Arafat en Israël niets over
de nederzettingen vastgelegd. Nederzettingen zouden onderdeel zijn van een finale
overeenkomst die echter, doordat over en weer de afspraken van het akkoord niet
werden nagekomen, nooit werd gesloten.

Opvallend is derhalve dat, terwijl al in 1979 door de veiligheidsraad de
nederzettingen als illegaal werden bestempeld, in latere diplomatieke processen deze
illegale status nauwelijks een rol speelde in onderhandelingen. De status van
Jeruzalem, het recht op terugkeer van vluchtelingen en de finale grenzen waren steeds
de belangrijkste onderwerpen. Het is dan ook evident dat zodra die grenzen door de
betrokken partijen zijn vastgelegd het lot van de nederzettingen ook zal zijn bezegeld.
Hoewel momenteel de nederzettingen over de gehele Westoever zijn verspreid is het,
gezien het Camp David proces van 2000, in het geheel niet evident dat nederzettingen
voldongen feiten creëren. Met andere woorden, hoewel het vanuit het standpunt van
de lokale Arabische bevolking begrijpelijk is dat de uitbreiding van de nederzettingen
als een verdere inperking van hun toekomstige grondgebied worden geïnterpreteerd,
zal een vredesverdrag de grenzen definitief moeten vastleggen. Hoe langer een
vredesverdrag uitblijft, des te hoger de kans dat de nederzettingen wel als voldongen
feiten worden geïnterpreteerd.